Dilemma
En dan gebeurt het weer.
Een ongewenste reactie en ik plaats mezelf buiten mijn gevoel.
Zo
kwetsbaar, het verwelkt bij een zweem van onbegrip. Ik reageer gevat
en stel mezelf
boven de ongefundeerde kritiek. Gelijk heb ik,
maar ben blijkbaar tekortgeschoten.
Een discrepantie tussen het
gepercipieerde en gerealiseerde doel, ruis in beeld.
Het is toch bijna niet
meer te doen, schrijven. De lezer is geen onbeschreven blad en te
veel woorden zijn door misbruik verworden. Er rest mij geen keus
dan andere talen
te bedenken, de realiteit te herscheppen teneinde
de realiteit te verhelderen. Een schets
naar de werkelijkheid, een
niet-abstracte weergave, wordt vervormd gelezen. Om de
werkelijkheid
vorm te geven moet ik naar onwerkelijkheden grijpen.
Als ik je spreek koers
ik op de reactie die ik zie (begrijp je me, hoe pas ik mijn taal
aan
aan de jouwe, waar moet een glimlach mijn woorden verzachten),
als ik je schrijf loop
ik tastend rond. De klei die ik hoop te
vinden, hoop vorm te kunnen geven
(een tijdelijke vorm, een
tijdelijk gevoel, om mee te laten nemen in het definitieve
ontwerp)
is verhard, zinloos mijn poging. Afwerende ogen prikken
mij vast op de gewenste plek
aan de muur. (En met Eliot ken ik de
ogen, die mij aanschouwen als ik spartel aan de muur).
De lezer maakt mijn woorden tot vlinder, halfstok.
De taal, wil ik hem
spreken? 'Hide your eyes' adviseerde iemand mij ooit, 'hide your
eyes'
als je niet verketterd wilt worden. Dus verberg ik zicht en
licht maar kan er niet mee leven
als ik verkeerd gelezen word. Ik
voel mijn ogen verharden en kijk over je heen.
Tja, nu is de vraag al
bijna gesteld en het antwoord gegeven. Ik schrijf niet voor jou, ik
schrijf
voor mij. En nu wil je zeker weten waarom je het dan
leest? Schrijven is iets op de wereld zetten, en
dingen op de
wereld behoeven een plek om te ademen en te groeien. Geen duistere
cel, geen
speld in de muur, maar lucht, ruimte en licht. Ik kijk
graag naar mijn lettertjes. En dan kijk
ik naar de lezer, en ik
weet wel wie er winnen gaat.
Moniiq
terug